De Ketterse Kathedraal
Het banale innerlijke kind
VKblog van maandag 6 december 2010 door Wim Duzijn
"Aangezien binnen de gnostiek alles gezien wordt als een emanatie van God
is ieder dier en ieder mens goddelijk, hetgeen betekent dat het van belang is
respectvol te zijn voor het anders zijn van de ander.
Gnostiek is Liefde voor alles wat is.
Daarnaast gaat de gnostiek uit van het niet-dualisme, dus niet meer denken
in kunstmatige goed en kwaad tegenstellingen, maar leren inzien dat beiden bij elkaar horen en eigenlijk één zijn..." Mario Kuijpers
Wat het citaat hierboven laat zien is dat de Gnosis, die door de traditionele (joods)christelijke kerken nog altijd op felle wijze wordt afgewezen, de ontkenning is van de opvatting dat God (en de daarbij behorende Duivel) 'het totaal andere' zijn, vertegenwoordigers van werelden die ofwel veel te hoog, ofwel veel te laag zijn voor de gemiddelde mens.
Mensen die zich wel bezighouden met zaken als gnosis,
spirituele bevrijding en andere aan de religie verwante gebieden proberen
zelden datgene te doen wat ze volgens al hun mooie woorden behoren te
doen: tegenstellingen opheffen en/of overbruggen, de confrontatie aangaan dus, met wat spirituele denkers alle eeuwen door 'de vloek van het dualisme' hebben genoemd.
De reden daarvoor is in de meeste gevallen het verlangen zich te identificeren met de mooie rol die men als 'wijze', in het leven geslaagde mens kan spelen, een rol die niet in overeenstemming kan worden gebracht met een duister ogende inhoud, die door veel mensen niet als mooi, of hoog, of verheven wordt ervaren.
Een vreemde, tamelijk opportunistische, levenshouding natuurlijk, omdat een mens die het dualisme wil overwinnen eigenlijk alleen daar schoonheid zou mogen ervaren waar eenheid of volledigheid wordt nagestreefd..., een toestand die volgens de Poolse schrijver Witold Gombrowicz nooit statisch kan zijn...
Gombrowicz is een eigenzinnige schrijver die burgerlijke volwassenheid niet kan zien als een ideaalbeeld dat door ouderen aan jongeren voorgehouden dient te worden.
Het onderstaande betoog van de Belgische filosoof en schrijver Greg Houwer geeft een verhelderende visie op het rebels-liberale mensbeeld van Gombrowicz, een schrijver die zijn leven lang een uitgesproken vijand is geweest van elke vorm van ideologisch massadenken, dat altijd in dienst staat van de vergoddelijking van de een en de demonisering van de ander.
Het Probleem Van De Persoonsidentiteit
Bij Witold Gombrowiz, door Gregory De Vleeschouwer
Citaat: "Het menselijk wezen uit zich niet direkt en in overeenstemming met zijn
natuur, maar steeds in een bepaalde vorm, en die vorm, die stijl, die
zijnswijze komt niet alleen voort uit onszelf maar wordt ons van buitenaf
opgedrongen - en daarom kan dezelfde persoon naar buiten toe nu eens
verstandig, dan weer dom lijken, nu eens bloeddorstig, dan weer
engelachtig, nu eens rijp, dan weer onrijp, afhankelijk van de stijl die
hem toevallig aanwaait en van zijn beïnvloeding door anderen.
En zoals de wormen en insekten de hele dag op voedsel jagen, zo zijn wij
rusteloos op jacht naar de vorm, strijden met anderen om de stijl, om onze
wijze van leven; en wanneer wij in de tram rijden, eten, ons vermaken,
uitrusten of zaken afwikkelen - altijd en eeuwig zoeken wij naar de vorm,
beleven er plezier aan of lijden er onder, passen ons aan hem aan,
verkrachten en verbrijzelen hem, of aanvaarden dat hij ons schept,
amen." (Gombrowicz, 1992)
Dit is in een notendop Gombrowicz' mensvisie.
Een mens kan voor Gombrowicz
alleen maar waarachtig zijn als hij erkent dat hij niet af is, dat hij
iets vloeibaars is dat steeds opnieuw dreigt door de buitenwereld vervormd
te worden. Een waarachtig mens is voor Gombrowicz een mens die steeds
opnieuw bereid is in opstand te komen tegen de vorm die hem wordt
opgedrongen.
Het diepste van onszelf vinden we in de weerstand die de
vervorming in ons oproept.
Met de roman Ferdydurke lijkt Gombrowicz vooral op één ding uit te zijn: de
zogezegde rijpheid te ontmaskeren.
De hoofdpersoon van het boek is een jongeman van ca. dertig jaar met literaire
aspiraties, die zijn leeftijd behoudt, maar het uiterlijk krijgt van een
leerling van het lyceum en als zodanig een wonderlijk schooljongensbestaan
leidt. Niemand is rijp. De mensen doen zich
wel voor als rijp, maar zij zijn het niet. Rijpheid voorwenden, is
zichzelf verbergen achter een masker en daarmee zichzelf onrecht aandoen.
Het is natuurlijk de gemakkelijkste uitweg; wie zich overgeeft aan een
bepaalde vorm, kan tevens aanspraak maken op een positie, een rol, een
patroon, dat hem geborgenheid en eventueel aanzien kan verlenen; in ieder
geval wordt men iemand, krijgt men een identiteit aangemeten, zodat men de
ogen kan sluiten voor de pijnlijke confrontatie met zichzelf.
Maar het is en blijft een onrecht jegens zichzelf, omdat een persoon nooit
kan samenvallen met de vorm die hij aanneemt. Een mens is voor Gombrowicz
fundamenteel onvoltooid. Een mens bestaat uit onnoemelijk veel delen, die
elk op zich naar voltooiing en een vaste vorm streven.
Vraag is hoe men deze in verschillende richtingen uitwoekerende delen met
elkaar in overeenstemming moet brengen? Hoe dat alles te integreren tot
één onlosmakelijk geheel, zonder dat je jezelf daarbij onrecht doet?
Voor Gombrowicz lijkt het gevaar onafwendbaar dat een van de delen de
constructie tot geheel zal domineren en die constructie volledig naar zich
zal toetrekken. Of erger nog: dat de eenmakende constructie gewoon van
buitenaf komt (door de objectiverende blik van de ander) en zich van de
innerlijke delen niets aantrekt.
Dit zal tot gevolg hebben dat de
eindconstructie - de vorm - de mens niet geheel zal passen en meer als een
keurslijf dan als een gegoten lijfje zal aanvoelen.
Gombrowicz betreurt het dat de meeste mensen niet inzien wat voor een
(ongehoord) grote rol de vorm in ons leven speelt:
"Zelfs in de psychologie hebt u de vorm niet de haar toekomende plaats
weten te geven. U denkt nog steeds dat het de gevoelens, de instincten, de
ideeën zijn die ons gedrag bepalen, terwijl u geneigd bent de vorm als een
uiterlijk toevoegsel, als een simpele versiering te beschouwen. En als een
weduwe die de kist van haar man volgt hartverscheurend loopt te snikken,
denkt u dat ze snikt omdat ze smartelijk lijdt onder haar verlies" (G.,
1992, p.83-84)
Volgens Gombrowicz is het de vorm die achter de intiemste van onze
reacties zit. En die intieme reacties lokken, volgens de wetten van de
vorm andere reacties uit, die op hun beurt weer nieuwe reacties uitlokken,
enzovoort, en in het extreme doorgedacht ontstaan op diezelfde manier de
meest bloedige oorlogen, louter omwille van de vorm; voordat de mensheid
het goed en wel beseft, is zij in de greep van een strop die men door
tegenstand te bieden alleen nog maar strakker aantrekt.
Voortdurende strijd tegen de vorm
Het is er Gombrowicz om te doen zijn medemensen wakker te schudden, opdat
zij zich voortaan met een gezond wantrouwen zouden wapenen tegen iedere
vorm waarnaar zij zich noodzakelijk moeten voegen.
Gombrowicz weet ook wel dat een mens niet zonder vorm kan - zelfs de
ontkenning van de vorm blijft uiteindelijk vorm. Wat Gombrowicz met zijn
furieuze betogen betracht, is de aanname van een kritische ingesteldheid
jegens de vorm, zodat mensen niet langer zichzelf uit gezapigheid of
luiheid zouden verloochenen; Gombrowicz wil aanzetten tot strijd voor de
eigen persoonlijkheid.
En die strijd betekent voor hem steeds opnieuw in opstand komen tegen de
vorm, en steeds opnieuw zoeken naar andere vormen die beter bij de eigen
persoonlijkheid passen - wetend dat men wellicht nooit de ultieme vorm zal
bereiken... Een mens is steeds meer dan de uiterlijke vorm die hij aanneemt, een mens
barst vande tegenstrijdigheden die zich nu eenmaal niet laten verenigen.
Vandaar volgens Gombrowicz het meer heimelijke verlangen van de mens: het
verlangen naar onrijpheid.
Een mens verlangt stiekem naar het lagere, omdat hij in het hogere, in de
vorm waarmee hij zich heeft vereenzelvigd, niet terdege kan ademen.
Een leuke passage uit Ferdydurke in dit verband is de passage gewijd aan
de brieven van respectabele volwassenen gericht aan de jeugdige, moderne
lyceïste:
"De politicus verzekerde: 'Ik ben een jongen, niets dan een politieke
jongen, een historische jongen.'" En een onderofficier vertrouwt het jonge
meisje heimelijk het volgende toe: "'Vertrouw niet op mijn geboortebewijs,
dat is maar een uiterlijk detail, vrouw en kinderen vormen slechts een
aanhangsel, ik ben geen ridder, maar een voetknecht met de trouwe en
blinde ziel van een jongen, en in de kazerne ben ik een hond, een hond ben
ik!' "
Een mens verlangt zijn leven in een bepaalde richting te ontwikkelen, maar
dit kan volgens Gombrowicz slechts op een gezonde manier gebeuren als het
heimelijke verlangen naar onrijpheid erkend wordt.
In plaats van zich af te sluiten voor het lagere, het de verachtende rug
toe te keren, zou de waarachtige auteur zich moeten openstellen voor al
het lagere, omdat dit hem juist in contact kan brengen met zijn eigen
onrijpheid, zodanig dat hij weer in contact kan komen met de sappige
wortels van zijn eigen bestaan, waarvan hij, opgesloten in een verheven
vorm, afgesneden was.
Pas deze voortdurende terugkeer naar de eigen onrijpheid kan volgens
Gombrowicz voor waarachtige creativiteit zorgen, voor steeds nieuwe, en
steeds prachtigere vormen...
Gregory De Vleeschouwer (Greg Houwer, 1980) is een filosoof en schrijver. Na zijn studies handelsingenieur en filosofie schreef hij een doctoraat in de filosofie over persoonsidentiteit. Daarna schreef hij ettelijke filosofische boeken voor een breed publiek en gaf hij vele lezingen. Tussen 2011 en 2013 gaf hij Ethiek aan de hogeschool van Leuven. Hij schreef twee romans, 'Het witte boek' en 'De rivaal'.